Het was zo donker. Maar ook zo lekker warm. Zo veilig. Zo fijn. Lekker in mama’s buik. Toen werd ik geboren. Alles werd opeens licht. Ik moest huilen. Dokters. Lichten. Gepraat. Lawaai. Ik wil bij mijn mama zijn. Gelukkig.. Dat kan heel even. Ze kijkt blij en lacht naar me. Ik wil altijd bij jou blijven, mama!
Maar dan ik word beetgepakt. Een dokter knipt mijn navelstreng door. Andere dokters nemen mij mee. Papa mag ook mee. Ze stoppen een slangetje in mijn neus. Dat doet zeer. Ook krijg ik een naald in mijn arm. Auw! Ik blijf maar huilen. Waar is mama? Het is hier niet fijn! Iemand plakt een plakker op mijn borst. Het duurt veel te lang. De dokters blijven maar aan mijn neus prutsen. Is dat slangetje nu nóg niet goed op zijn plek? Ik voel me verdrietig. Héél verdrietig. Ik wil naar mijn mama. Wie zijn al die dokters? Hé, wacht.. Die stem ken ik volgens mij. Dat is papa! Maar ho es even. Ik word in een glazen bak gedaan. IK WIL NAAR MAMA! Ik ben bang. En boos. En verdrietig. De glazen bak gaat opeens rijden. We gaan weer naar een ándere kamer.
Op deze kamer hoor ik veel gekke geluiden. Gepiep. Gehuil. Allemaal lampjes die knipperen. Dokters die druk heen en weer lopen. Er staan nog veel meer van die glazen bakken. Die zitten ook vol met baby’s, net als ik! Oh, waar is mijn mama nu?
Gelukkig, daar is ze! Ook papa is erbij. Knuffel mij, mama! Gelukkig, ik voel haar hand. En die van papa. Maar ik wil méér! Dit duurt veel te kort. Na een tijdje gaan papa en mama weer weg. Ik voel me weer bang. En verdrietig. Het is niet leuk hier! Veel te veel lawaai. Allemaal mensen die ik niet ken, en die aan mij zitten.
Elke dag komen papa en mama even langs. Soms komt mijn zus ook mee, of zie ik andere familie. Gelukkig mag ik nu elke keer even met papa of mama knuffelen. Lekker op hun buik liggen. Het is heerlijk warm daar. Ik voel hun hartslag. Daar word ik rustig van. Ik wou wel dat ik weer terug in mama kon kruipen! Ik wil dit elke dag wel! Helaas moeten ze elke keer weer weg.
Na een week mag ik eindelijk weg uit dit lawaaiige hok. Maar.. wacht eens even. Ik word naar een andere kamer gebracht, waar nog veel méér lawaai is. Houdt het dan nooit op? Waarom kan ik niet met papa en mama mee? Waarom gaan zij telkens weg? Ik ken al die andere mensen niet, en ze zitten telkens aan me! Ik voel me bang. Verdrietig. Boos. Ik wíl dit niet!
Na twee weken is het zover. Ik mag met mama en papa mee naar huis. Het is best spannend, maar ook leuk! Ik voel me nog steeds wel verdrietig. Het ruikt hier anders. In deze kamer is het wel héél donker. En véél te stil. Ik vind dit ook niet leuk. Ik wil gewoon altijd bij mama zijn. Zij ruikt fijn. En ze voelt warm. Ze is lief voor mij. Bij haar kan ik veel beter slapen dan in dit donkere hok. Ik moet huilen. Gelukkig, daar komt ze. Dat is fijn, eindelijk geen dokters meer. Mama en ik, voor altijd en eeuwig.